
Jurisprudentie
BB1192
Datum uitspraak2007-08-03
Datum gepubliceerd2007-08-07
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/59 WAZ
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-08-07
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/59 WAZ
Statusgepubliceerd
Indicatie
Uwv is met nieuw WAO-besluit geheel tegemoet gekomen aan de bezwaren van appellant. Hoger beroep niet-ontvankelijk.
Uitspraak
07/59 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 23 november 2006, 05/769
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 3 augustus 2007
I. PROCESVERLOOP
Bij besluit van 22 september 2003 heeft het Uwv appellant meegedeeld dat de uitkering van appellant ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) als uitkomst van de eerstejaarsbeoordeling onveranderd berekend blijft naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%.
Namens appellant heeft R.T. van Baarlen, werkzaam bij Fiscount Adviesgroep te Zwolle, bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 7 juni 2005 (hierna: bestreden besluit) is het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak met bepalingen omtrent betaling van proceskosten en vergoeding van griffierecht, het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat het Uwv een nieuw besluit op het bezwaar van appellant zal nemen.
Namens appellant heeft Van Baarlen, voornoemd, hoger beroep ingesteld.
Bij verweerschrift van 8 maart 2007 heeft het Uwv de Raad meegedeeld dat in de aangevallen uitspraak wordt berust. Het Uwv heeft bij een nieuw besluit op bezwaar, gedateerd 8 maart 2007, aan appellant meegedeeld dat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid ingevolge de WAZ met ingang van 31 juli 2003 wordt vastgesteld op 80 tot 100%.
Bij brief van 13 juni 2007 heeft Van Baarlen de Raad meegedeeld dat het Uwv met de brief van 23 mei 2007 geheel is tegemoet gekomen aan de bezwaren van appellant. Het Uwv heeft in laatstgenoemde brief bevestigd dat de WAZ-uitkering met ingang van 31 juli 2003 alsnog tot het juiste bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, zal worden berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% en aan appellant zal worden (na)betaald.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Met het nieuw besluit op bezwaar van 8 maart 2007 heeft het Uwv te kennen gegeven zijn oorspronkelijk ingenomen standpunt niet langer te handhaven.
Namens appellant heeft Van Baarlen bij brief van 13 juni 2007 in reactie op de brief van
23 mei van het Uwv de Raad meegedeeld dat het Uwv geheel is tegemoet gekomen aan de bezwaren van appellant.
Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen, volgt dat in zo’n geval belang bij een beoordeling van dat besluit in principe is komen te vervallen, tenzij van zo’n belang blijkt, bijvoorbeeld omdat verzocht is om het toekennen van een schadevergoeding op grond van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Nu gelet op de inhoud van de brief van 13 juni 2007 een dergelijk verzoek niet is gedaan, is naar het oordeel van de Raad appellants procesbelang bij beoordeling van het bestreden besluit komen te vervallen. Hieruit volgt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Awb het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in hoger beroep, welke kosten worden ter zake van aan appellant verleende rechtsbijstand begroot op € 322,--.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Rechtdoende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kosten van appellant tot een bedrag van
€ 322,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het betaalde griffierecht van € 105,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.E.M.J. Hetharie als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2007.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) J.E.M.J. Hetharie.
SSw